Skip to content

In Denemarken zijn warmtenetten de standaard én de snelste route naar duurzaam verwarmen

In Denemarken zijn coöperatieve en gemeentelijke warmtenetten de gewoonste zaak van de wereld. Meer dan twee derde van de huishoudens heeft een aansluiting op een collectief warntesysteem. Iedere stad en ieder dorp van enige omvang heeft een warmtenet. De Denen zijn bovendien hard op weg om hun warmtenetten klimaatneutraal te maken. Hoe komt het dat collectieve warmte in Denemarken zo’n succes werd?

Denemarken wordt vaak vergeleken met Nederland. Beide landen zijn ongeveer even groot en het Deense klimaat verschilt niet zo veel van wat we gewend zijn in Nederland. Denemarken is wel veel minder dichtbevolkt. Zo wonen er in Denemarken gemiddeld 136 mensen per vierkante kilometer, terwijl dat er in Nederland 433 zijn, dus ruim drie keer zoveel. Nóg een opvallend verschil: in Denemarken is 68 procent van de huishoudens aangesloten op een warmtenet; in Nederland is dat net 6 procent. Je zou het eerder andersom verwachten: in een dichtbevolkt land is een warmtenet sneller rendabel dan in een dunbevolkt land. Hoe komt het dat de Denen zo succesvol zijn met hun collectieve warmtesystemen?

Succesfactor 1: de Denen doen het al heel lang

De Denen zien een warmtenet al heel lang als een handige manier om gebouwen te verwarmen met de restwarmte van elektriciteitscentrales en afvalovens. Het oudste warmtenet in Denemarken, Frederiksberg Forsyning, vlak bij Kopenhagen, dateert uit 1903. In de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw kwamen er steeds meer lokale warmtenetten bij, vooral in en om de steden. Destijds was het gevoel dat energie in overvloed beschikbaar was. Dat veranderde plotsklaps door de oliecrises van begin jaren zeventig. Het idee dat energie schaars was en efficiënt gebruikt moest worden, werd voor de Denen ineens urgent. En warmtenetten wáren efficiënt. Het aantal warmtenetten nam in de jaren zeventig en tachtig dan ook snel toe.

Nederland reageerde heel anders op de energieschaarste. Bij ons waren alle ogen gericht op aardgas, een bron waar we zelf over konden beschikken. De overheid maakte aardgas aantrekkelijk én goedkoop en investeerde veel geld in de ontwikkeling van efficiënte apparaten. Het gevolg was dat bijna ieder huis een eigen verwarmingsbron kreeg. Het ideaal, een probleemloze, compacte en zuinige verwarmingsketel in elke woning, werd in rap tempo realiteit.

Succesfactor 2: kraakheldere overheidsregels

De Denen zetten sinds de jaren zeventig hun kaarten dus op collectieve warmtesystemen en laten zich niet van de wijs brengen. Inmiddels telt Denemarken zo’n 380 warmtenetten. De grote netwerken, bij elkaar goed voor ruim de helft van de aansluitingen, zijn in handen van gemeenten. De kleine warmtenetten (meer dan 300 zijn er intussen) bedienen de andere helft van de aansluitingen; ze worden bijna allemaal gerund door coöperaties. In vrijwel alle gevallen worden de warmtenetten gefinancierd door de Deense overheidsbanken en staan gemeenten garant voor de financiering. De overheid zorgt al jaren voor helder beleid en stevige wetgeving, waardoor de financieringsrisico’s klein zijn. Zo zijn Deense warmtebedrijven verplicht om alle noodzakelijke kosten voor het leveren van warmte te verrekenen in hun tarieven. Aan de andere kant is het niet toegestaan om op de levering van warmte winst te maken. Commerciële bedrijven met winstoogmerk spelen daarom nauwelijks een rol als eigenaar van Deense warmtenetten. Ook zijn warmtebedrijven wettelijk verplicht om altijd te kiezen, binnen hun mogelijkheden, voor de goedkoopste manier van produceren.

Succesfactor 3: begrijpelijke, stabiele en voorspelbare tarieven

Discussie over warmtetarieven is er nauwelijks. Dat is opmerkelijk, want de tariefverschillen tussen warmtebedrijven kunnen groot zijn. Het hoogste warmtetarief was begin 2024 tien keer hoger dan het laagste. Dat laat zien dat de noodzakelijke kosten voor het ene warmtebedrijf soms veel hoger zijn dan voor het andere, en die kosten worden gewoon in de tarieven doorberekend.

Zelfs als je de extremen niet meetelt, is het niet ongebruikelijk dat het ene warmtebedrijf twee keer zo hoge tarieven heeft als het andere. Toch stappen bij de duurdere gebieden de huishoudens niet massaal over naar warmtepompen. Daaruit blijkt dat de warmtenetten een paar belangrijke troeven in handen hebben. Eén daarvan is het collectieve belang dat de warmtenetten dienen; vaak zijn ze sterk verweven met de sociale structuur in een dorp of regio en staat solidariteit als waarde hoog aangeschreven. Daarnaast hebben de warmtebedrijven nog een belangrijk voordeel: hun tarieven zijn begrijpelijk, stabiel en voorspelbaar. Dat bleek tijdens de eerste jaren van de Oekraïne-crisis. Door wereldwijd stijgende prijzen voor gas en elektriciteit werd warmte uit gasketels gemiddeld ineens twee keer zo duur, warmte uit warmtepompen werd anderhalf keer zo duur en warmtenetten hielden hun tarieven vrijwel gelijk.

Succesfactor 4: hard op weg naar  duurzame bronnen

Hoe kan dat? Een belangrijke verklaring is dat de Deense warmtebedrijven bijna allemaal kunnen kiezen uit meerdere warmtebronnen. Om dat te begrijpen, moeten we kijken naar de bronnen waar de Deense warmtebedrijven hun warmte vandaan halen.

In de begintijd, de jaren vijftig, zestig en zeventig, draaiden de coöperatieve en gemeentelijke warmtebedrijven vooral op steenkool, olie en restwarmte (vaak uit afvalverbranding). Toen luchtvervuiling een probleem werd, schakelden veel bedrijven over op aardgas, dat een stuk schoner was. Er kwamen extra efficiënte gasmotor-centrales die tegelijk elektriciteit en warmte produceerden. Maar de klimaatproblematiek dwong de Denen om verder te kijken. Vanaf het midden van de jaren tachtig gebruiken ze daarom steeds meer biomassa (materiaal uit de natuur) als warmtebron. En dan geen biomassa uit productiebossen in verre landen, maar reststromen uit de eigen regio: stro van lokale akkerbouwers en snoeihout. Even voor het beeld: in 1980 kwam 8 procent van alle warmte uit biomassa en in 2020 was dit zo’n 70 procent. Een ander cijfer: op dit moment  is 76 procent van alle warmte in warmtenetten al klimaatneutraal opgewekt. Even rekenen: als 68 procent van de huishoudens is aangesloten op collectieve warmte die voor 76 procent klimaatneutraal is, dan is de conclusie dat met warmtenetten nú al iets meer dan de helft van alle gebouwen (52 procent) klimaatneutraal wordt verwarmd.

Voor de Denen is dat overigens geen reden om tevreden achterover te leunen. Ze vinden dat het aandeel biomassa fors lager moet en dat het kleine aandeel van aardgas en steenkool helemaal naar nul moet. Ruimschoots vóór 2050 willen de Denen hun warmtenetten volledig CO2-neutraal hebben. Dat doen ze onder meer door in te zetten op geothermie (warmte uit de diepe ondergrond), op CO2-berging (in Nederland is die techniek omstreden) en op grote warmtepompen die het zeewater als warmtebron gebruiken. De netten liggen er grotendeels al, dus ze hoeven alleen nog te investeren in verduurzaming van de bronnen.

Voorbeeld: klimaatneutrale warmte in Egtved

Een mooi voorbeeld daarvan is de coöperatie Egtved Varmeværk, in de buurt van het stadje Fredericia op Jutland. Het warmtebedrijf werd in 1959 opgericht door een paar ondernemers en particulieren in het dorpje Egtved en heeft momenteel ruim 1100 aansluitingen. Qua omvang is het aardig vergelijkbaar met een dorp als Muiderberg. Intussen heeft Egtved allerlei warmtebronnen zien komen en gaan: steenkool, olie, aardgas… Sinds 2022 is de warmtevoorziening echter zo goed als CO2-neutraal en daar zijn ze in in Egtved behoorlijk trots op. De warmte komt uit biomassaketel van 2 MW (gevoed met gratis stro van lokale boeren), een weiland met 12.000 zonnecollectoren (!) met daarbij een enorme warmwaterbuffer en een lucht/waterwarmtepomp van 2,1 MW. Daarnaast is er een gasmotor die dient als backup (warmte) en als noodstoomvoorziening (elektriciteit). Door slim te schakelen tussen de verschillende warmtebronnen houdt de directie van Egtved Varmeværk het warmtetarief zo laag mogelijk. Slim schakelen betekent: zodra de zon schijnt, leveren de zonnecollectoren vrijwel alle warmte (24 procent van de jaarproductie). Is er veel aanvoer van stro dan krijgt biomassa voorrang en wordt de seizoensopslag gevuld. Bij harde wind op zee zijn de elektriciteitsprijzen laag en levert de warmtepomp alle warmte (35 procent van de jaarproductie). Is er juist weinig wind en zijn de stroomprijzen hoog, dan ligt de warmtepomp stil en kan de gasmotor worden ingezet om kostbare elektriciteit aan het net te leveren. Om het hele warmtebedrijf te runnen heeft de coöperatie vier mensen in dienst: de directeur, een technisch manager (parttime) en twee operators. Verder is er een coöperatiebestuur van vijf personen en storingen worden afgehandeld door een commercieel onderhoudsbedrijf dat meerdere warmtebedrijven bedient. Over het netwerk zelf maken ze zich in Egtved geen zorgen. Dat ligt er al tientallen jaren, is altijd netjes onderhouden en gaat nog minstens veertig jaar mee, aldus de directeur.

  • Benne Holwerda

Dit artikel is geschreven op persoonlijke titel, op basis van een bezoek aan diverse Deense warmtebedrijven en interviews met het Deense Energie Agentschap DEA.

Foto:

De warmtepompinstallatie van de warmtecoöperatie in Egtved. Deze warmtepomp is qua vermogen (2,1 MW) vergelijkbaar met de warmtepomp die voor Muiderberg gepland is (2,6 MW).

 

Back To Top